Nederlands

Opleiding, performances en reizen (1968-1990)

Tijdens de periode aan de Rietveld Akademie komt Els de Gruijter in aanraking met Willem de Ridder (Hitweek Aloha). Ze raakt gefascineerd door deze underground-cultuur waarin de wekelijkse performances in Paradiso/Fantasio ontstaan. Tot 1975 neemt zij hieraan deel en aan tournees door Nederland, Frankrijk en Spanje.

Vanaf 1975 keert zij definitief terug naar het schildersvak en onderzoekt tot circa 1982 oude technieken van olieverf en eitempera op paneel en op koper. Onderwerpen zijn voornamelijk mysterieuze landschappen en desolate gebouwen, geïnspireerd op de verhalen van E.A. Poe en E.P. Lovecraft.

De invloed van lange reizen en haar belangstelling voor etnografica en oude culturen, die zij al als kind van haar vader en beeldend kunstenaar Jan de Gruijter (1917-1951) heeft meegekregen, worden duidelijk zichtbaar in haar werk.

In deze periode vinden zowel groeps- als solotentoonstellingen plaats in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Boston (USA).

Just Heads (1991-1993)

In mei 1993 wordt in Galerie JAP (KNSM-eiland Amsterdam) een ‘portretten-periode’ van twee jaar afgesloten. Deze, met etnografica verweven, maskerachtige serie ontstaat naar aanleiding van langdurig contact met de bewoners van het Caribische eiland St. Eustatius.

Hermit International Art Symposium (zomer 1993)

In een kloostercomplex in Plàzy/Tsjechië ontstaan enkele werken op locatie getiteld: ‘Flying Men’: menselijke figuren op grote doeken met overdreven verkortingen waarin naar de barokke uitstraling van het klooster wordt verwezen.

Wachters (1993-1995)

Naast ‘Flying Men’ ontstaat een reeks werken op papier waarin menselijke handelingen in een geabstraheerde vorm centraal staan. Zij doen erg denken aan oude tempelwachters.

De plastische werking wordt steeds meer gezocht in het gebruik van louter lijn in kontrast met de achtergrond.

Vide Magnifica (1994)

Naar aanleiding van de in Plàzy gemaakte doeken, wordt in de winter van 1994 de Zuiveringshal van de Westergasfabriek in Amsterdam aangeboden om monumentaal werk op locatie te maken. Samen met Josine Goosens, die zij in Plàzy heeft ontmoet, ontstaan onder Spartaanse (lees vrieskou) omstandigheden een reeks werken. De architectonische doeken van Goosens en de gigantische ‘handen’ van de Gruijter vormen een samenspel in deze, haast kathedraalachtige, fabriekshal.

Perspex (1994/1997)

‘Perspex’, de eerste tentoonstelling van uitsluitend kleine plexiglasobjecten, vindt plaats in 1994 in een kleinere ruimte van de Westergasfabriek en wordt in 1997 vervolgd met de tentoonstelling ‘X-rayed’. Op deze stapelbare objecten, kastjes en inklapbare veelluikjes zijn tekenachtige voorstellingen aangebracht in Oost-Indische inkt en acryl.

Door het transparante materiaal in lagen achter elkaar te plaatsen, krijgt de lijn een ruimtelijk effect.

Skeletjes (1996)

De nadruk op louter lijn leidt tot de serie ‘Neukende Skeletjes’, deze keer geschilderd op doek met acryl en/of olieverf. Opnieuw vindt in de Zuiveringshal een tentoonstelling plaats, samen met Josine Goosens en met een performance van de kunstenaarsgroep van de toenmalige Silo.

Plantenvormen en figuren (1998- 2004)

Rond 1997 komt Els de Gruijter Prof. K. Blossfeldt’s Urformen der Kunst (1940) weer tegen in haar boekenkast. In combinatie met talrijke wandelingen in oude bossen van Polen en Oostenrijk kiemt haar belangstelling voor plantenvormen. De basisvorm van planten gaat haar net zo obsederen als de ‘standen’ van mensen. Series ontstaan, zowel op doek als op perspex; van kleine mosvormen tot reuze paardenstaarten.

Hoogdrukken -lino’s (2004-nu)

De bossen rond Schnifis worden hoofdthema’s. Eenmalige drukken, zowel op papier als op linnen. Na een overzichtstentoonstelling aldaar, keert zij terug naar olieverf-acryl-eitempera op linnen, om de erosie van de bergen (boven de boomgrens) gestalte te kunnen geven. Het toevoegen van zand aan de verf komt weer terug, evenals de formaten.

Bergen (2007-nu)

Uit Openingsrede van Johan Breuker bij de expositie van Els de Gruijter in de Kunstkerk te Amsterdam
De zwart wit tekeningen van Els voeren ons mee op haar tochten door de bergen en maken ons deelgenoot aan de onvoorspelbare sferen en grillige vormen van de natuur. Het zijn tekeningen die je meteen meenemen door hun eenvoud en directheid. Die directheid zou kunnen suggereren dat het plein air werk is, maar niets is minder waar. Deze werken zijn te gecomponeerd en de gelaagdheid en de houtskooltonen zijn te zeer uitgewerkt om een registratie op locatie te zijn, hoewel ze die suggestie wel geven. Tijdens haar lange bergwandelingen kijkt Els met niet aflatende verbazing om zich heen, zij observeert intensief haar omgeving en zij slaat de stemmingen die het landschap bij haar oproept op om zich in het atelier experimenterend opnieuw een weg te banen en de opgedane ideeën en stemmingen te verhevigen en een eigen vorm te geven. In haar bergen heerst bepaald geen pastorale knusheid, het is er soms doodstil, lekker melancholisch en er is geen hond te bekennen. Zoals de tekeningen die indruk op een directe manier oproepen, zo roepen haar olieverf-, tempera en acrylschilderijen deze stemmingen meer vanuit de idee op. Ze zijn theatraler en barokker in hun vorm, kleur- en materiaalbehandeling.
Techniek

Het kleurgebruik is sober. De nuances zitten meer in de lagen kleur over elkaar dan in een uitbundig palet naast elkaar.

Door middel van lijnvoeringen wordt de plasticiteit verkregen. Acryl en olieverf worden ‘mager’ gemaakt en soms met zand vermengd waardoor ‘glim/spekkigheid’ zoveel mogelijk wordt vermeden.

Els de Gruijter noemt zichzelf ‘schilder’, men zou het ook ‘tekenen op doek’ kunnen noemen.